Anomander

Als een grote anglofiel en (black) metalaficionado valt mijn oog meer en meer op alles wat er uit komt vanuit de Britse eilanden. Labels als Candlelight en Peaceville hebben de laatste jaren hun uiterste best gedaan om een licht te schijnen op het duistere genre en met succes. Waar er al een traditie bestond met onderbelichte bands als Bal-Sagoth en Hecate Enthroned, die al sinds de jaren van Second Wave in Noorwegen actief waren, is er het afgelopen decennium een nieuwe aanwas met jong zwart bloed. Voor deze jonge honden geldt Akercocke steevast als een van de grote voorbeelden, het was dan ook een behoorlijke aderlating voor de scene toen de band, 5 jaar na de release van hun laatste plaat, in 2012 de handdoek in de ring wierp. Tien jaar later is het dan zover, een jaar na de hervorming van Akercocke onder leiding van geestvader Jason Mendonça en met goedkeuring van terugkerend gitaarvirtuoos en founding member Paul Scanlon, is hier dan Renaissance in Extremis het volgende hoofdstuk in het boek Akercocke. Eens bekijken of deze hergeboorte de moeite was of dat de mannen het beest beter hadden kunnen laten rusten in eeuwige slaap.

Akercocke heeft een behoorlijke nalatenschap op weten te bouwen en dat is heel wat om te beschermen. Het liet nieuwe tonen horen in een genre dat het vooral moest hebben van het voortborduren op de Scandinavische blauwdruk zoals die in de vroege jaren ’90 werd gedicteerd. Hun progressieve aanpak pakte goed uit en het was hierdoor dat de band erg invloedrijk was. Daarnaast wisten de heren Mendonça, Scanlon en Gray (drums) hoge ogen te gooien met het mijlpaal album Choronzon dat door onze collega’s van Terrorizer in 2003 betiteld werd met de hoofdprijs ‘metal release of the year’. Dat is allemaal nogal wat.

Weet Rensaissance in Extremis dat te evenaren? In de woorden van Varg Vikernes: ‘Let’s find out.’

Zoals op het werk van het vorige decennium neigt Akercocke wellicht meer naar de death metal hoek dan daadwerkelijk black metal. Het is moeilijk te betitelen wat deze band doet en dat maakt het ook wel weer heel interessant. Wat betreft zangstijlen hoor ik meer Chris Barnes in de zware partijen dan dat ik het raspende black metal vocaal geluid terug kan vinden. Dit is normaal gezien niet precies mijn ‘cup-o-tea’, maar het stoort me op deze plaat een stuk minder. Wel ben ik normaal meer onder de indruk van death metal stemmen als die van Nergal en Peter Wiwczarek, maar zoals al genoemd, mag het de pret niet drukken. Het zijn voornamelijk de cleane vocalen die het bij mij erg goed doen. De spookachtige, melodramatische klaagzangen van Mendonça zetten een prachtige, tragische sfeer neer die een mooie balans biedt met de growls. En dan is er zowaar nog een derde stijl van aan toegevoegd dat pas vanaf track 3 ten tonele verschijnt, een soort van gezongen schreeuw, apart.

Het album barst na een niet onverdienstelijke intro los met een crisp en clean gitaargeluid, het getuigt van een prima productie. Het ligt heerlijk in het gehoor en je voelt direct aan dat het hier om een kwaliteitsproduct gaat. De mannen hebben wat dat betreft na hun sabbatical geen stapje teruggedaan en dat doet goed. Hier was alleen ruimte voor perfectie en dat lucht direct na de eerste track op. De tweede track pikt daar op. Een haast atmosferische gitaar track die vergezeld gaat van heerlijke shred partijen en knallende blastbeats. Het loopt allemaal prima in elkaar over al wijken de stijlen behoorlijk van elkaar af blijft het een geheel, knap en kunstig gedaan. Vooral de heerlijke prog-achtige gitaar partijen doen het hier erg goed, het doet denken aan glorieuze bands als landgenoten Pink Floyd, dat vinden ze vast geen vervelende vergelijking.

Al dat stilistische gehakketak leidt helaas zo nu en dan ook wel eens tot een kleine overdosis, zo is First to Leave the Funeral righting twee derde van de track redelijk lastig te volgen en wordt het allemaal een beetje druk en een gram of twee te veel van het goede. Dat wordt richting het einde van de track ook wel weer rechtgetrokken, maar ik bespeur dat soort momenten meer dan eens op de plaat. Ach het mag ook best eens een kritische noot kennen.

Over de helft van het album is het dan tijd voor Familiar Ghosts voor mij met afstand het beste nummer tot dan toe. De heerlijk sfeervolle intro, inclusief kustgeluiden en heuse meeuwen, loopt over in een mooi stukje gastvocalen en bouwt fantastisch op naar een lekker tempo en ook al is het stem geluid van Mendonça af en toe een beetje tenenkrommend, het past wel. Zo tegen het einde van het nummer wordt er echt goed met de gesel over gegaan en bereiken we nog een heuse black metal climax, inclusief machine geweer blast beats, smullen.

En dan springen we weer naar een intro die in de eerste beginnen doet denk aan Leprous, om vervolgens verder te gaan als een heuse Kreator track, erg verwarrend allemaal. Alsof je een hap uit een boterham met pindakaas denkt te nemen wat vervolgens een leverpastei sandwich blijkt te zijn. Het houdt je in ieder geval wakker.

Dat maakt dit voor mij dan ook een goed album. Het is eens wat anders dan de dertien in het dozijn bands die we soms voorgeschoteld krijgen. Het verrast en dat met herkenbare en goed gecombineerde ingrediënten. Het is een beetje als dineren bij een goed Michelin sterrenrestaurant en daar ben ik toevallig een groot fan van.

Nice once chaps and welcome back!

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Upcoming concerten

maart

Geen concerten

april

Geen concerten

X