Arcaeon - Cascadence
Releasedatum: 12 februari 2021
82
Gillian Missinne

Ergens in het Verenigd Koninkrijk kwam een groepje jonge muzikanten elkaar tegen in Reading dankzij hun gedeelde liefde voor bands als Periphery, Veil of Maya en Between the Buried and Me. In hun eigen land denken we dan richting Architects. Nadat ze een ep’tje met de naam Balance hadden uitgebracht, werd de zanger vervangen door een nieuwe, die gelukkig dezelfde smaak deelt. Na vier jaar wikken,wegen, tweaken en finetunen kwam eindelijk hun debuut op de markt. Arcaeon is een progressieve band die er niet schuw van is om industrial elektronica en metalcore door elkaar te mengen. Het resultaat is een verbazend goed album dat barst van de virtuositeit.

Het eerste gedeelte van het album is meteen ook het sterkste gedeelte. De opener, Infernum Demergeris, kan rechtstreeks uit een horror scifi soundtrack komen à la Signs of The Sixth Sense, om dan Endzeit-gewijs (Heaven Shall Burn) met een oerschreeuw van zanger Stuart Sarre over te gaan in Origin of Dreams. De combinatie intro-openingsnummer is meteen een schot in de roos die al hun troeven in de verf zet. Zowel qua songstructuur, tempo, muzikaliteit als zang een geweldig nummer. Stuart wisselt clean & screams af met sprekend gemak, terwijl die ook verrassend hoge noten haalt. Ook opvolger Ghost in the Machine behoudt diezelfde kracht.

Vierde (of derde, hoe je het ook bekijkt) nummer Replicant is waarschijnlijk het stevigste nummer van het hele album. Alleen de aandachtige luisteraar zal hier de melodie terugvinden tussen de wirwar van geluiden, maar toch slagen ze erin om alles ineen te doen passen. Een sterk staaltje muzikaliteit. Na deze aanslag op de oren slaan ze de volledig omgekeerde weg in en wordt de nadruk gelegd op het melodieuze. De voet wordt eventjes van het gaspedaal gehaald, waardoor de synths en bass even hun kans krijgen om een lekkere opbouw te voorzien.

Tweeluik en intermezzo Zenith I (The Reflection) & II (Arcadia) vormen, net als de vorige twee nummers, ook een subtiel contrast. Waar in Zenith I de stem en de elektronica centraal staat, wordt het betere instrumentale werk terug bovengehaald in Zenith II. Deze songs klinken meteen heel wat meer poppy, grotendeels door het gebrek aan screams en andere harde vocalen.

Het tweede gedeelte van dit album is veel meer elektronica-gericht dan het eerste gedeelte. Beyond The Spires/Beneath the Canopy en Heretic bewijzen echter dat dit niet hoeft te betekenen dat de popmuziek te overheersend zou worden. Een boze, agressieve Stuart wordt voortgestuwd door de weergaloze Eifion Sweet (bass) en Jon Farrell (drums), terwijl Rhys Thomas en Sam Machin met hun gitaren meesurfen op diezelfde vloedgolf van polyritmisch gedonder. Ook het steengoeie Ode to the Unknown mogen we in dezelfde categorie onderbrengen.

Afsluiten doen we met An Endless Sky, een nummer dat mij maar matig kon boeien. Ook hier is het popgehalte net iets te hoog, afgezien van die 40 seconden waarin ze alle remmen los gooien. Een gemiste kans om een memorabel einde te hebben. Dit nummer had beter gepast voor, in plaats van na, Ode to the Unknown. Op die manier waren de twee minst goeie songs (Cascade weigerde ik eerst zelfs te noemen) samen gegroepeerd net voor ze eruit gaan met een knaller van formaat. Een begrijpelijke keuze, omdat het einde van dit nummer wel een air van finaliteit bezit, maar toch…

Afgezien van de twee genoemde, eerder makke nummers, is dit album wel heel goed tot uitstekend. Zeker omdat Cascadence ook een debuutalbum is, wat toch geen lachertje is. Deze heren hebben hun kindje op de wereld losgelaten, in de hoop dat mensen het met evenveel liefde zouden koesteren als zij in het maken ervan gestopt hebben. Over alle nummers heen hebben ze zonder enige twijfel bewezen dat ze bij the cream of the crop behoren in het Verenigd Koninkrijk. Een steengoeie zanger met een verrassend bereik, twee virtuoze gitaristen die moeiteloos de melodieën en solo’s aan elkaar rijgen en een ritmesectie die op geen foutje te betrappen valt. De combinatie is prachtig, maar wat nog belangrijker is: allen hebben ze maar één doel; de songs zo goed mogelijk laten klinken. Geen van beide gitaristen, noch de zanger, bassist of drummer, voelt zich te goed om tijdens een nummer de achtergrond op te zoeken en zo een ander uit de verf laten komen. Het geheel is écht meer dan de som van de delen.

Dit album bleef een beetje onder mijn radar, omdat het dezelfde releasedag deelde als Inglorious’ We Will Ride maar verdient zijn stek enkele maanden later nog steeds dubbel en dik!

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Upcoming concerten

april

Geen concerten

mei

Geen concerten

X